Typische ‘f-waarden’ zijn:

Bij elke stap die we naar rechts zetten halveert de hoeveelheid licht die op de sensor valt. We spreken niet over “stappen” maar over “stops” of “exposure value”. Welke extreme diafragma’s haalbaar zijn met jouw fototoestel wordt in grote mate bepaald door de kwaliteit van je lens. Lenzen met een diafragma van f/2.8 (of groter) worden “lichtsterke” lenzen genoemd. Het zijn vaak ook de allerduurste lenzen op de markt.
Moderne fototoestellen kunnen het diafragma niet alleen per ‘stop’ regelen maar ook per 1/2 of 1/3 stop. Het ziet er hieronder flink ingewikkeld uit maar deze getallen zie je vooral in je LCD scherm aan de bovenzijde van je fototoestel. Dit getal verandert als je aan het juiste wieltje draait.
Oefening
- Stel je fototoestel in op de handmatige stand (M)
- Stel een vaste sluitertijd van 1/60” in en een vaste ISO waarde van 200 (indien je de foto’s niet buiten kan maken kies dan voor een vaste ISO waarde van 400 of 800).
- Maak drie IDENTIEKE foto’s van een mens of voorwerp met een achtergrond. Eén met een zeer groot diafragma (vb. f/2.8), één met een doorsnee diafragma (vb. f/8) en één met een klein diafragma (vb. f/22).
- Bekijk de drie foto’s goed en formuleer je conclusies op vlak van belichting. Valt er je ook nog iets anders op?
Scherptediepte
Wie bovengenoemde oefening met de nodige ernst en nieuwsgierigheid heeft gemaakt ontdekt ook de keerzijde van de medaille. Waarom moeilijk doen over “diafragma”? We kiezen gewoon voor een zo groot mogelijk diafragma en dan krijgen we mooi belichte afbeeldingen. Echter door het gebruik van een groot diafragma verdwijnt onze scherptediepte. Dat wil zeggen dat datgene waarop we scherp gesteld hebben wel scherp blijft maar alles daar omheen wordt wazig. In extreme situaties kunnen we vb. scherpstellen op een gezicht en een foto krijgen met scherpe ogen maar waarbij de neus en mond al lichtjes wazig worden en de achtergrond compleet wazig.
We krijgen minder scherptediepte naarmate we een grotere brandpuntafstand gebruiken (méér inzoomen) en een groter diafragma gebruiken. We krijgen meer scherptediepte naarmate we een kleinere brandpuntafstand gebruiken (niet inzoomen) en een kleiner diafragma gebruiken. Je kan de scherptediepte nog verder beperken door datgene waarop je scherpstelt verder van de achtergrond te plaatsen.
Soms is weinig scherptediepte mooi en artistiek, bijvoorbeeld bij het maken van portretten. Je model is mooi scherp en de achtergrond is wazig waardoor je model mooi uit de foto springt. We spreken dan van “bokeh” (uitgesproken als bokè) en onderscheiden rustige (zéér wazige achtergrond) en onrustige bokeh (licht wazige achtergrond). Rustige bokeh gebruiken wij erg veel bij onze artistieke fotografie. Onrustige bokeh vindt je bij ons vooral bij de Lifestyle newborn fotoshoots.
Oefening
- Stel je fototoestel in op de diafragma voorkeuze stand (A).
- Maak twee foto’s van een willekeurig onderwerp één keer met een zo klein mogelijk diafragma en één keer met een zo groot mogelijk diafragma. Is er een duidelijk verschil in scherptediepte
- Herhaal deze oefening maar ga verder van je onderwerp af staan en zoom zoveel mogelijk in. Krijg je nu meer of minder scherptediepte.
- Bedenk zelf nog een gelijkaardige oefening waarin bewegingsonscherpte voor een mooi effect zorgt.